Terug naar overzicht

Hoeveel subsidies hebben de Vlaamse lokale besturen in 2019 ontvangen? Enkele cijfers.

Aandeel subsidies in totaal inkomsten

Over het boekjaar 2019 hebben alle Vlaamse gemeenten en OCMW's samen, zoals geïllustreerd in tabel 1, voor een totaalbedrag van ruim 6,2 miljard euro subsidies ontvangen of gemiddeld 954 euro per inwoner. Subsidies zijn hiermee de belangrijkste inkomstenbron voor de Vlaamse lokale besturen (44%), belangrijker zelfs dan hun fiscale ontvangsten (38%).

Tabel 1 Overzicht inkomstenbronnen Vlaamse lokale besturen

(Er werd geen rekening gehouden met de ontvangsten van de besturen m.b.t. het aangaan en de terugbetaling van toegestane leningen, noch met de ontvangsten uit de verkoop van vaste activa.)

Bron: Eigen berekeningen op basis van data van 295 Vlaamse gemeenten en OCMW's begin november 2020 beschikbaar in de open datatool van het Agentschap Binnenlands Bestuur

(https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/bbc/data).

Subsidies

Het overgrote deel van deze subsidies betreffen algemene werkingssubsidies, goed voor ruim 30% van de totale inkomsten. Kenmerkend voor deze subsidies (bv. ontvangsten uit het gemeentefonds, regularisatiepremie contingentgesco’s en dotatie op basis van responsabiliseringsbijdrage) is dat besturen ze veelal automatisch ontvangen voor de financiering van hun algemene werking zonder dat hiervoor veel formaliteiten moeten worden vervuld en verantwoording moet worden afgelegd.

Ongeveer 12,5% van de inkomsten van de besturen of ruim 1,7 miljard euro, komen uit specifieke werkingssubsidies, waarmee hun aandeel vergelijkbaar is met de ontvangsten die de besturen halen uit hun werking (11,2%). In tegenstelling tot de algemene werkingssubsidies zijn deze subsidies direct gelinkt aan bepaalde projecten (bv. subsidies m.b.t. stadsontwikkelingsprojecten) of houden ze verband met een bepaalde dienstverlening (bv. subsidies m.b.t. de uitbating van een kinderdagverblijf). Om in aanmerking te komen voor dergelijke subsidies moeten veelal bepaalde formaliteiten worden vervuld (bv. opmaak projectvoorstel, indienen aanvraagformulier, …) en moet vaak ook op een of andere manier achteraf verantwoording worden afgelegd omtrent de aanwending ervan. Deze subsidies noodzaken dan ook een actiever beheer (subsidiemanagement) wil men bepaalde potentiële middelen niet mislopen.

Specifieke werkingssubsidies

Als we even dieper inzoomen op de specifieke werkingssubsidies dan stellen we vast (tabel 2) dat ruim 60% van deze subsidies afkomstig zijn van de Vlaamse overheid, goed voor een totaalbedrag van ongeveer 1 miljard euro. Hierbij valt op dat de Vlaamse lokale besturen op heden weinig middelen rechtstreeks halen vanuit Europa (soms wel indirect via de Vlaamse overheid zoals bijvoorbeeld bij ESF-projecten). Mogelijks liggen er hier nog wel wat opportuniteiten voor de Vlaamse lokale besturen.

Tabel 2 Oorsprong specifieke werkingssubsidies

Indien we tot slot de specifieke werkingssubsidies per beleidsveld analyseren (tabel 3), dan stellen we vast dat de specifieke werkingssubsidies voornamelijk gaan om middelen die ingezet worden voor onderwijs en zorg (respectievelijk 46% en 44% van de specifieke werkingssubsidies).

Tabel 3 Specifieke werkingssubsidies per beleidsveld

Kanttekeningen en toekomst

Bij de bovenstaande cijfers moeten de volgende kanttekeningen worden gemaakt:

  • Enkel de cijfers van de gemeenten en OCMW's werden meegenomen. In de cijfers werd voorlopig nog geen rekening gehouden met de eventuele ontvangsten die aan de lokale besturen toekomen via andere entiteiten (bv. AGB, welzijnsverenigingen, politie- of hulpverleningszone, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, enz.). Bovenstaande cijfers geven dan ook geen volledig beeld van de totale subsidies die uiteindelijk, direct of indirect, naar de Vlaamse lokale besturen gaan. Bedoeling is wel om naar de toekomst toe ook de data van de AGB’s en welzijnsverenigingen (zorgbedrijven), die ook de BBC toepassen, mee op te nemen.
  • Er moet voorzichtig worden omgesprongen met een eventuele benchmarking van besturen onderling. Het risico bestaat namelijk dat men appels met peren gaat vergelijken en dit om de reden zoals hiervoor aangehaald (sommige besturen vragen subsidies niet zelf aan maar doen dit via een AGB, terwijl andere besturen alles via de gemeente zelf laten verlopen), maar ook volgende factoren kunnen een vertekend beeld geven:
    • Beleidsprioriteiten en –keuzes zullen soms bepalen of men veel of weinig subsidies heeft ontvangen: indien een bestuur inzet op beleidskeuzes waarop ook de Vlaamse overheid inzet, is de kans groot dat men hiervoor vanuit Vlaanderen ondersteuning kan krijgen, terwijl dit bij andere beleidskeuzes misschien minder het geval is (bv. besturen die ervoor opteren om te investeren in riolering, zullen hiervoor vanuit Vlaanderen de nodige ondersteuning krijgen);
    • Beleidsvelden worden niet door alle besturen op dezelfde manier geïnterpreteerd (bv. komen subsidies voor G-sporten onder het beleidsveld ‘Sport’ of ‘Zorg’?);
    • Het aanrekeningstijdstip (opname in de boekhouding) van subsidies is vaak een feitenkwestie en voer voor discussie. Ook hier bestaat de mogelijkheid dat besturen hierbij verschillende te werk gaan waardoor dezelfde subsidies in besturen aan verschillende boekjaren worden toegerekend.

Wel is het aanbevelingswaardig voor de individuele besturen om hun subsidiebeleid in de tijd te gaan opvolgen en hieronder een beleid te ontwikkelen.

Het ligt voor de hand dat de cijfers voor 2020 en zeker voor 2021 en 2022 er heel anders zullen uitzien. De verwachte minderontvangsten uit de fiscaliteit en de diverse coronasubsidies vanwege de Vlaamse en federale overheid om de lokale besturen bij te staan, zullen er hoogstwaarschijnlijk toe leiden dat de Vlaamse lokale besturen nog meer dan de voorgaande jaren afhankelijk zullen zijn van subsidies ter financiering van hun werking. Van zodra de cijfers van 2020 beschikbaar zijn, zullen deze worden toegelicht in een volgende editie van deze nieuwsbrief. Tot slot valt te verwachten dat het subsidielandschap naar de toekomst er enigszins anders zal uitzien. Steeds meer (internationale) privaatrechtelijke organisaties zoals stichtingen (bv. Bill & Melinda Gates Foundation), coöperatieve organisaties (bv. CERA) maar ook ondernemingen middels de oprichting van sociale fondsen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (bv. Bpost), stellen fondsen beschikbaar ter ondersteuning van maatschappelijke projecten. Besturen zelf komen hiervoor misschien niet steeds in aanmerking, maar lokale besturen zouden lokale organisaties wel kunnen ondersteunen bij de screening van subsidiemogelijkheden en het indienen van aanvragen voor lokale initiatieven. Ook dit zou deel moeten uitmaken van het subsidiebeleid van een bestuur.

Het subsidielandschap wordt meer en meer een spel van vraag en aanbod (de subsidiemarkt) waarbij net zoals bij ondernemingen (start-ups) vaak middelen ter beschikking worden gesteld om de opstartkosten van maatschappelijk innovatieve projecten te financieren.

Deel dit nieuwtje